Waarom Mali anders is dan Senegal
Hoezeer ik ook van Senegal hou, het is al lang een droom om andere West-Afrikaanse landen te bezoeken. Mali bv.
Na nog enkele mooie dagen en vermoeiende nachten met Monique in Dakar, een overnachting in Mbour en één in Palmarin (aan de wondermooie Delta Siné Saloum, in een schitterende camping met een inspirerende Zwitser als uitbater!!)
het huis in Sébikouthane waar we sliepen, ouderlijk huis van Monique.
Monique, Moïse en Khalil
Fietsstop in een dorpje tussen Mbour en Joal
De camping in Palmarin
Grooooote baobab
Het noorden van de Sine Saloum
(Zie ook foto's van Paul)
Koken, kletsen, opruimen: daarmee hou ik me bezig. De groep gaat 's avonds naar een match de lutte, een befaamde Senegalese sport: worstelen. Solange doet met spijt krijgen dat ik er niet bij was als ze me vertelt over de prachtige gespierde mannenlichamen...
Solange en verliefde Senegalees
Zwemmen, smullen, mooie strandrit en dan vertrekken we oostwaarts.
Ik rekende een uur of zeven naar Tambacounda, het werden er meer dan tien, schudden en hobbelen over de totaal gedegradeerde weg. Sinds het conflict in Ivoorkust gaan de Malinezen zich bevoorraden in Dakar en al dat vrachtvervoer heeft ervoor gezorgd dat er hier en daar nog een stukje weg naast de putten overblijft. Een helse rit, deze keer gelukkig niet onderbroken door corrupte politie-ondervragingen, want... we pikten onderweg een militair op die na een vakantie in Dakar terug zijn werk moest gaan opvatten. Onze andere passagier, een militair verpleger, zorgde uiteindelijk zelfs voor onze comfortabele slaapplaats die nacht. Oef, nog een mooi staaltje van Senegalese gastvrijheid.
In Tambacounda
Een dag later gaan we over de grens. De weg daar is in perfecte staat, we kunnen het bijna niet geloven, ik had het helemaal anders verwacht. Maar deze weg is pas enkele jaren oud, vroeger was hier gewoon een aardewegje.
Voor de rest klopt mijn idee over Mali wel op het eerste zicht: groter, leger, armer
In de late namiddag komen we aan in Kayes, het warmste plekje van Afrika. We zetten onze tenten op het dak van de jeugdherberg, koken zelf ons potje en gaan daarna voetbal kijken: Mali-Benin, de eerste keer dat Mali speelt op het Afrikaanse kampioenschap. En... ze winnen: groot jolijt natuurlijk.
Kayes, oude Franse hoofdstad van Mali
In Senegal wordt de toerist op z'n wenken bediend... In Mali niet.
Het is weer even aanpassen. Mijn nogal directe manier van communiceren pakt hier niet, geduld is een schone zaak. De mensen reageren traag, lethargisch bijna, maar het zijn echt schatjes. Ik voelde me hier tot nu toe eerder een ambetante zaag dan een toerist van wie men weet dat ie geld heeft, wat in Senegal wel eens gebeurt.
Minder geschoold, de meesten spreken nauwelijks Frans, maar ook minder opdringerig, bedeesder, sympathiek gewoon.
Het loopt tegen middernacht als ik eindelijk een 4X4 met chauffeur gevonden heb om een driedaagse tour 'off road' te kunnen organiseren. De volgende morgen nog twee uur op zoek naar een internetcafé voor andere afspraken en tegen de middag is alles in kannen en kruiken.
Jan, Agnes en Paul gaan mee met Samson rechtstreeks naar Bamako, het is al zwaar geweest.
Peter, Solange en ik wagen het: we vragen ons nog altijd af hoe de jeep het overleefd heeft, maar we konden eindelijk volop mountainbiken, zagen prachtige natuurfenomenen, sliepen in afgelegen dorpen, raakten elkaar vlak voor zonsondergang kwijt, reden 4 lekke banden, mochten gisteren zelf een kip slachten en rijst eten met de handen en wat zijn we vies!!
Ons volgende avontuur: de trein van Kita naar Bamako.
Een typisch Afrikaanse ervaring: leurende mensen die de kost voor die avond proberen bijeen te scharrelen door de detailverkoop van appelsienen, nootjes, tomaten, telefoonkaarten, plastiek zakjes; kinderen die voor het raam bedelen om lege drankflessen; trage ambtenaren; een controleur die doet omdat iemand een zak pindanoten in de passagiersruimte zet. Ruimte zat nochtans, er zijn bijna geen passagiers: er ligt een splinternieuwe weg naast de spoorlijn tussen Kita en Bamako...
Ik voel het direct: Op Bamako zou ik zo verliefd kunnen worden.
Rustige mensen in het midden van chaos. Een stad vol dorpsmensen. Ik vind het er fijn, misschien wel fijner dan Dakar. Om het zeker te weten kan ik hier nu niet lang genoeg blijven.
We ontmoeten onze reisgenoten Jan, Agnes en Paul bij een Belgisch koppel dat kamers verhuurt en we vinden er ook: Astrid, met wie ik een paar keer mailde, maar waarvan ik niet goed wist of ze nu wel of niet zou meegaan.
We laten ons verwennen door René en Anne-Mie, ik doe boodschappen (slipjes verdwenen bij wasvrouw, 6 banken zonder resultaat, verlengen van visa wegens halsstarige ambassade in België) en 's avonds zijn we weeral op weg: naar Ségou, mèt Astrid.
Astrid, onze nieuwe aanwinst (in liggende positie: op deze computer krijg ik de foto's niet gedraaid...)
onze slaapplaats in Ségou (een klooster, prachtige plek, maar tenten opzetten mocht niet van moeder overste, dus trokken we ons zedig terug in een kloostercel)
de 'bogolan' wordt uitgewrongen. Het is een typische Malinese stof, katoen wordt op natuurlijke wijze geel, oker , bruin, groen of blauw gekleurd, en daarna worden er traditionele betekenisvolle motieven op aangebracht met modder.
we mogen zelf ook de artiest uithangen
de vrouwen die ons middagmaal bereiden in San
Onderweg naar Djenné fietsen we nog een paar uur voor het donker. We zijn van plan om onderweg te kamperen naast een dorpje of in het wild.
We komen terecht in een traditioneel Peulh-dorp waar ik de 'chef de village' vraag of we mogen overnachten. Hij is akkoord.
We zetten de tenten op en maken 'mafé', groenten met pindanotensaus.
Beetje bij beetje worden we omsingeld door alle dorpsbewoners. Een beetje spannend, maar wel heel leuk. Er zit geen greintje kwaad in de mensen hier.
Ik denk terug de touwen die we vorig jaar spanden in Ethiopië om de mensen op een afstand te houden. Ook hier moeten we het hoofd koel houden. Ik probeer goede afspraken te maken met de ouderen en ze laten ons slapen. Als ik 's morgens de tent openrits zie ik wel 50 ogen naar me staren. Maar de Malinezen zijn zo vriendelijk, oprecht geïnteresseerd in onze manier van doen en daarom gewoon nieuwsgierig. De volgende ochtend gaan wij ook eens gluren in hun dorp.
Ik vind het fantastisch om in een Peulh-dorp te zijn. De Peulh zijn koeienherders, vroeger nomadisch, nu meer en meer gesedentariseerd. 10 jaar geleden woonde ik een tijdje bij een Peulhfamilie, de Diallo's die naar de stad was getrokken na een broederconflict over land en koeien. De jongste zoon was mijn zielsverwant aan de universiteit en vertelde me in geuren en kleuren het hele verhaal van zijn familie. Als we hier zijn denk ik met weemoed aan onze studententijd: we hadden altijd gezegd dit als 'volwassene' samen te doen. De economische diaspora bracht hem intussen in New York. Straks bel ik hem, ik weet dat hij blij zal zijn als ik over het dorp vertel, maar het zal hem ook raken.
Sorry maatje, maar inch'allah lukt het ons nog dit ooit eens samen te doen.
Volgende keer: over Djenné, Mopti en de Dogon-vallei!
Tine
Jan, Agnes en ik (Paul) hebben Samson, onze chauffeur langs de gewone baan begeleid naar Bamako, de anderen langs een alternatieve route met een 4x4.
Hier alvast een paar van mijn (Paul) foto's van Djenné en omstreken.
Dit is de fameuze moskee.
en dit is het huis gebouwd door de Nederlander Ton Van der lee. (Hij schreef hierover een tof boek: 'Het Zandkasteel')
Dit is ons eerste campement in de Dogonvallei.
En hier Agnes als 'Arabische' motorfreak.
Solange, l'amie des enfants du monde entier...
Na nog enkele mooie dagen en vermoeiende nachten met Monique in Dakar, een overnachting in Mbour en één in Palmarin (aan de wondermooie Delta Siné Saloum, in een schitterende camping met een inspirerende Zwitser als uitbater!!)
het huis in Sébikouthane waar we sliepen, ouderlijk huis van Monique.
Monique, Moïse en Khalil
Fietsstop in een dorpje tussen Mbour en Joal
De camping in Palmarin
Grooooote baobab
Het noorden van de Sine Saloum
(Zie ook foto's van Paul)
Koken, kletsen, opruimen: daarmee hou ik me bezig. De groep gaat 's avonds naar een match de lutte, een befaamde Senegalese sport: worstelen. Solange doet met spijt krijgen dat ik er niet bij was als ze me vertelt over de prachtige gespierde mannenlichamen...
Solange en verliefde Senegalees
Zwemmen, smullen, mooie strandrit en dan vertrekken we oostwaarts.
Ik rekende een uur of zeven naar Tambacounda, het werden er meer dan tien, schudden en hobbelen over de totaal gedegradeerde weg. Sinds het conflict in Ivoorkust gaan de Malinezen zich bevoorraden in Dakar en al dat vrachtvervoer heeft ervoor gezorgd dat er hier en daar nog een stukje weg naast de putten overblijft. Een helse rit, deze keer gelukkig niet onderbroken door corrupte politie-ondervragingen, want... we pikten onderweg een militair op die na een vakantie in Dakar terug zijn werk moest gaan opvatten. Onze andere passagier, een militair verpleger, zorgde uiteindelijk zelfs voor onze comfortabele slaapplaats die nacht. Oef, nog een mooi staaltje van Senegalese gastvrijheid.
In Tambacounda
Een dag later gaan we over de grens. De weg daar is in perfecte staat, we kunnen het bijna niet geloven, ik had het helemaal anders verwacht. Maar deze weg is pas enkele jaren oud, vroeger was hier gewoon een aardewegje.
Voor de rest klopt mijn idee over Mali wel op het eerste zicht: groter, leger, armer
In de late namiddag komen we aan in Kayes, het warmste plekje van Afrika. We zetten onze tenten op het dak van de jeugdherberg, koken zelf ons potje en gaan daarna voetbal kijken: Mali-Benin, de eerste keer dat Mali speelt op het Afrikaanse kampioenschap. En... ze winnen: groot jolijt natuurlijk.
Kayes, oude Franse hoofdstad van Mali
In Senegal wordt de toerist op z'n wenken bediend... In Mali niet.
Het is weer even aanpassen. Mijn nogal directe manier van communiceren pakt hier niet, geduld is een schone zaak. De mensen reageren traag, lethargisch bijna, maar het zijn echt schatjes. Ik voelde me hier tot nu toe eerder een ambetante zaag dan een toerist van wie men weet dat ie geld heeft, wat in Senegal wel eens gebeurt.
Minder geschoold, de meesten spreken nauwelijks Frans, maar ook minder opdringerig, bedeesder, sympathiek gewoon.
Het loopt tegen middernacht als ik eindelijk een 4X4 met chauffeur gevonden heb om een driedaagse tour 'off road' te kunnen organiseren. De volgende morgen nog twee uur op zoek naar een internetcafé voor andere afspraken en tegen de middag is alles in kannen en kruiken.
Jan, Agnes en Paul gaan mee met Samson rechtstreeks naar Bamako, het is al zwaar geweest.
Peter, Solange en ik wagen het: we vragen ons nog altijd af hoe de jeep het overleefd heeft, maar we konden eindelijk volop mountainbiken, zagen prachtige natuurfenomenen, sliepen in afgelegen dorpen, raakten elkaar vlak voor zonsondergang kwijt, reden 4 lekke banden, mochten gisteren zelf een kip slachten en rijst eten met de handen en wat zijn we vies!!
Ons volgende avontuur: de trein van Kita naar Bamako.
Een typisch Afrikaanse ervaring: leurende mensen die de kost voor die avond proberen bijeen te scharrelen door de detailverkoop van appelsienen, nootjes, tomaten, telefoonkaarten, plastiek zakjes; kinderen die voor het raam bedelen om lege drankflessen; trage ambtenaren; een controleur die doet omdat iemand een zak pindanoten in de passagiersruimte zet. Ruimte zat nochtans, er zijn bijna geen passagiers: er ligt een splinternieuwe weg naast de spoorlijn tussen Kita en Bamako...
Ik voel het direct: Op Bamako zou ik zo verliefd kunnen worden.
Rustige mensen in het midden van chaos. Een stad vol dorpsmensen. Ik vind het er fijn, misschien wel fijner dan Dakar. Om het zeker te weten kan ik hier nu niet lang genoeg blijven.
We ontmoeten onze reisgenoten Jan, Agnes en Paul bij een Belgisch koppel dat kamers verhuurt en we vinden er ook: Astrid, met wie ik een paar keer mailde, maar waarvan ik niet goed wist of ze nu wel of niet zou meegaan.
We laten ons verwennen door René en Anne-Mie, ik doe boodschappen (slipjes verdwenen bij wasvrouw, 6 banken zonder resultaat, verlengen van visa wegens halsstarige ambassade in België) en 's avonds zijn we weeral op weg: naar Ségou, mèt Astrid.
Astrid, onze nieuwe aanwinst (in liggende positie: op deze computer krijg ik de foto's niet gedraaid...)
onze slaapplaats in Ségou (een klooster, prachtige plek, maar tenten opzetten mocht niet van moeder overste, dus trokken we ons zedig terug in een kloostercel)
de 'bogolan' wordt uitgewrongen. Het is een typische Malinese stof, katoen wordt op natuurlijke wijze geel, oker , bruin, groen of blauw gekleurd, en daarna worden er traditionele betekenisvolle motieven op aangebracht met modder.
we mogen zelf ook de artiest uithangen
de vrouwen die ons middagmaal bereiden in San
Onderweg naar Djenné fietsen we nog een paar uur voor het donker. We zijn van plan om onderweg te kamperen naast een dorpje of in het wild.
We komen terecht in een traditioneel Peulh-dorp waar ik de 'chef de village' vraag of we mogen overnachten. Hij is akkoord.
We zetten de tenten op en maken 'mafé', groenten met pindanotensaus.
Beetje bij beetje worden we omsingeld door alle dorpsbewoners. Een beetje spannend, maar wel heel leuk. Er zit geen greintje kwaad in de mensen hier.
Ik denk terug de touwen die we vorig jaar spanden in Ethiopië om de mensen op een afstand te houden. Ook hier moeten we het hoofd koel houden. Ik probeer goede afspraken te maken met de ouderen en ze laten ons slapen. Als ik 's morgens de tent openrits zie ik wel 50 ogen naar me staren. Maar de Malinezen zijn zo vriendelijk, oprecht geïnteresseerd in onze manier van doen en daarom gewoon nieuwsgierig. De volgende ochtend gaan wij ook eens gluren in hun dorp.
Ik vind het fantastisch om in een Peulh-dorp te zijn. De Peulh zijn koeienherders, vroeger nomadisch, nu meer en meer gesedentariseerd. 10 jaar geleden woonde ik een tijdje bij een Peulhfamilie, de Diallo's die naar de stad was getrokken na een broederconflict over land en koeien. De jongste zoon was mijn zielsverwant aan de universiteit en vertelde me in geuren en kleuren het hele verhaal van zijn familie. Als we hier zijn denk ik met weemoed aan onze studententijd: we hadden altijd gezegd dit als 'volwassene' samen te doen. De economische diaspora bracht hem intussen in New York. Straks bel ik hem, ik weet dat hij blij zal zijn als ik over het dorp vertel, maar het zal hem ook raken.
Sorry maatje, maar inch'allah lukt het ons nog dit ooit eens samen te doen.
Volgende keer: over Djenné, Mopti en de Dogon-vallei!
Tine
Jan, Agnes en ik (Paul) hebben Samson, onze chauffeur langs de gewone baan begeleid naar Bamako, de anderen langs een alternatieve route met een 4x4.
Hier alvast een paar van mijn (Paul) foto's van Djenné en omstreken.
Dit is de fameuze moskee.
en dit is het huis gebouwd door de Nederlander Ton Van der lee. (Hij schreef hierover een tof boek: 'Het Zandkasteel')
Dit is ons eerste campement in de Dogonvallei.
En hier Agnes als 'Arabische' motorfreak.
Solange, l'amie des enfants du monde entier...